2
‘Ik dacht dat u weg was.’ Het was eruit voor ze het wist. Alsof zijn doen en laten haar ook maar iets interesseerde!
‘Ik zei alleen mijn vrienden even arrivederci ...’ Hij schonk haar een kopje koffie in. ‘...voordat ik met u aan het digestief zou beginnen.’ Vervolgens schonk hij grappa in de glazen en schoof er een naar haar toe. ‘Dat zou voor uw vriend ook beter zijn,’ voegde hij er peinzend aan toe. ‘Als hij zo snel blijft eten, heeft hij voor zijn veertigste een maagzweer.’
‘Ik zal de waarschuwing aan hem doorgeven.’
‘Die was meer voor u bedoeld. Ik neem aan dat hij de man is met wie u die grootse bruiloft op Slot Duyvenstein wilt vieren?’ Hij schonk haar een glimlach. ‘Per slot van rekening is het de taak van de vrouw om te zorgen voor het lichamelijk welzijn van haar man, vindt u ook niet?’
‘Wat ik vind, wilt u helemaal niet weten.’ Sofie beet op haar lip. ‘U hebt de opvattingen van een holbewoner.’
Zijn glimlach werd breder. ‘Een holbewoner die het niet kan aanzien dat een mooi meisje in een restaurant alleen wordt gelaten.’ Hij hief zijn glas. ‘Op de gezondheid.’
‘Houdt u alstublieft op,’ zei Sofie tandenknarsend. ‘Die complimenten van u kunnen me gestolen worden. Net als uw gezelschap.’
‘Misschien,’ zei hij. ‘Maar u hebt mijn stem wel nodig, dus wellicht is het verstandiger om beleefd te blijven.’ Inwendig kokend nam Sofie een slokje koffie. ‘Vanwaar uw keuze voor dit restaurant?’ vroeg ze toen.
Spottend trok hij zijn wenkbrauwen op. ‘U dacht toch niet dat ik u volgde?’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Mijn vrienden hebben me hier uitgenodigd. Bovendien was ik hier eerst, dus dan zou u mij eerder achtervolgen.’
Sofie verstijfde. ‘Daar heb ik nogal een reden voor!’
‘Helaas niet,’ beaamde hij. ‘Tot mijn grote spijt.’
‘Waarom doet u dit eigenlijk?’ vroeg Sofie behoedzaam. ‘Me drankjes aanbieden? Uw gezelschap aan me opdringen?’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Ik wilde u in een meer ontspannen situatie ontmoeten, waarin u wat losser bent. Net als uw haar. Dit staat u trouwens veel beter.’
‘Bij een zakelijk gesprek wil ik er zakelijk uitzien,’ zei ze.
‘Zo langzamerhand moet het u toch duidelijk zijn dat ik graag afstand bewaar. Waarom negeert u dat?’
Hij tilde zijn glas op en keek naar de grappa. ‘Uw verloofde was laat en vertrok ook weer snel. Misschien probeer ik zijn gebrek aan aandacht te compenseren.’
‘Hoe haalt u het in uw hoofd om hem zo te bekritiseren! U kent hem helemaal niet. Hij werkt keihard voor onze toekomst samen, en ik voel me absoluut niet verwaarloosd,’ voegde ze er uitdagend aan toe.
‘Blij dat te horen, amica,’ zei hij op lijzige toon. ‘Ik was al bang dat hij in bed net zo snel te werk zou gaan als tijdens de lunch.’
Geschokt staarde ze hem aan, blozend tot in haar haarwortels. ‘U hebt het recht niet om zo tegen me te praten,’ zei ze met trillende stem. ‘Over zulke persoonlijke dingen. U moest u schamen.’
Dat deed hij overduidelijk niet. ‘Ik kan u verzekeren dat ik me alleen maar zorgen maakte over uw geluk.’
Ze schoof haar stoel achteruit, kwam overeind en graaide naar haar jasje. ‘Zodra ik het geld heb om Slot Duyvenstein te restaureren kent mijn geluk geen grenzen meer, meneer. En dat is het enige waarmee u zich mag bemoeien. De groeten.’
Met trots geheven hoofd- ondanks haar gloeiende wangen -liep ze langs hem heen het restaurant uit.
Even was ze bang dat hij haar achterna zou komen, maar hij had natuurlijk alleen maar een beetje willen spelen met zijn prooi: testen hoe kwetsbaar ze was.
Hopelijk had hij haar blos toegeschreven aan woede, niet aan gene. Ze had namelijk geen idee hoe Frank, of welke man dan ook, in bed was. Het was ook niet iets waarover ze sprak, zeker niet met een volslagen vreemde!
Hoe het lichamelijk in zijn werk ging, wist ze uiteraard. Zo naïef was ze nu ook weer niet. Maar wat er emotioneel bij kwam kijken...
Ze hoopte dat haar liefde voor Frank voldoende zou zijn en dat hij haar de rest wel zou leren. Hij had het er al een tijd niet over gehad, maar ze kon en wilde het nu niet langer uitstellen. Het werd tijd.
Misschien was dat de reden dat ze hem de laatste tijd weinig had gezien: dat hij bang was weer afgewezen te worden. Ze was ook veel te veel met haar eigen leven en haar eigen zorgen bezig geweest en veel te weinig met zijn gevoelens. Dat het nu uitgerekend Luca Pesaresi was die haar dat moest laten inzien! In ieder geval zou het van nu af aan allemaal anders worden, beloofde ze zichzelf vastberaden.
‘Dat je nu al terug bent,’ zei Mirjam, terwijl ze een schaal in de oven zette. ‘Eigenlijk had ik je op zijn vroegst pas morgen verwacht.’ Over haar schouder wierp ze Sofie een onderzoekende blik toe. ‘Heb je niks leuks met Frank gedaan?’
‘O, jawel,’ antwoordde Sofie opgewekt. ‘We hebben heerlijk geluncht in een van de nieuwste restaurants.’
‘Geluncht?’ Mirjam tuitte haar lippen. ‘Ik had eerder gedacht aan een romantisch dinertje, gevolgd door een hartstochtelijke nacht in zijn appartement. Dan is eten met mij een behoorlijk saai alternatief!’
Sofie lachte. ‘Met jou is niets saai! En hoe sneller ik weer weg was uit Amsterdam, hoe beter.’
Mirjam ging tegenover haar aan de keukentafel zitten om boontjes te doppen. ‘Ging dat gesprek dan niet goed?’ Sofie slaakte een zucht. ‘Ik weet het gewoon niet. De meesten leken wel aardig en geïnteresseerd, maar ja ...’
‘En die Luca Pesaresi over wie je me aan de telefoon vertelde? Was die ook aardig en geïnteresseerd?’
‘Nee.’ Ze klemde haar tanden op elkaar. ‘Allesbehalve.’
‘Waarom verbaast me dat nu niet?’ zei Mirjam droog. ‘Ik heb trouwens op internet gekeken, zoals je vroeg.’
‘En kon je iets over hem vinden?’
‘O, ja.’ Mirjam knikte. ‘Hij zit in de gebouwen.’
‘Is hij architect?’ vroeg Sofie verbaasd.
‘Niet echt. Hij is directeur van Compagnia Pesaresi, een bedrijf dat een soort bouwpakketten voor fabrieksgebouwen levert, goedkoop en heel efficiënt, vooral voor ontwikkelingslanden. De ontwerpen hebben verschillende prijzen gewonnen, en inmiddels is hij multimiljonair.’
‘Wat doet zo’n man dan in een commissie die zich met cultureel erfgoed bezighoudt?’ Sofie schudde haar hoofd.
‘Nou ja, van de kosten heeft hij natuurlijk wel verstand,’ bedacht Mirjam. ‘En ook van de moderne technieken die bij restauraties gebruikt kunnen worden.’
‘Hopelijk was dat monsterlijke gebouw waar ik vandaag was niet van zijn hand,’ merkte Sofie bits op.
‘Dat zou ik niet weten.’ Mirjam grijnsde. ‘Ik heb in ieder geval alles voor je geprint, dan kun je het op je gemak doorlezen. Er zit alleen geen foto bij, vrees ik.’
‘Hoe hij eruitziet, weet ik toch al,’ zei Sofie kalm. En hoe hij naar haar had gekeken... Vastberaden bande ze de herinnering aan die glinsterende ogen uit haar gedachten.
‘Bedankt, Mirjam. Je kunt je... vijand maar beter een beetje kennen!’
‘Je kunt maar beter helemaal geen vijanden hebben.’ Mirjam stond op om een fles wijn en een kurkentrekker te pakken. ‘Heb je Frank verteld hoe het ging?’
Sofie aarzelde. ‘Gedeeltelijk. Hij had weinig tijd.’
‘Maar jullie zien elkaar dit weekend ongetwijfeld?’
‘Nou, nee.’ Sofie deed haar best om het zo onverschillig mogelijk te laten klinken. ‘Hij moet naar een feest. Voor de verjaardag van de voorzitter van de raad van bestuur.’
Vol ongeloof staarde Mirjam haar aan. ‘Heeft hij jou niet meegevraagd?’
‘Eh... nee,’ moest Sofie toegeven. ‘Maar dat geeft niet. ‘Frank wist natuurlijk dat ik niets heb om aan te trekken naar zo’n gelegenheid, en waarschijnlijk wilde hij me niet in verlegenheid brengen.’ Ze lachte kort.
‘Hij had ook een jurk voor je kunnen kopen,’ zei Mirjam op scherpe toon. ‘Dat kan hij zich veroorloven.’
Sofie haalde haar schouders op. ‘Maar dat heeft hij niet gedaan, en ik vind het echt niet erg. Zodra we officieel verloofd zijn, wordt het allemaal anders.’
‘Dat hoopt ik.’ Mirjam schonk twee glazen vol.
‘En hoe zit het met jou?’ veranderde Sofie haastig van onderwerp. ‘Al iets van Simon gehoord?’
Het gezicht van haar vriendin lichtte open haar blauwe ogen begonnen te stralen. ‘De dam is bijna klaar, en volgende maand komt hij met verlof. Dan gaan we het eens serieus over de bruiloft hebben. Voortaan neemt hij ook alleen nog maar opdrachten waarbij hij zijn vrouw mag meenemen, zegt hij, dus ik denkt dat hij me wel mist.’
‘Je kunt hier helemaal niet weg!’ protesteerde Sofie plagend. ‘Wie moet er dan koken voor alle feesten hier?’
‘Ik beloof je dat ik niet weg ga voor ik de catering voor jouw bruiloft heb verzorgd,’ verklaarde Mirjam plechtig.
‘Dus kom maar op met die datum!’
‘Ik doe mijn best,’ zei Sofie.
Toen Sofie die avond naar huis liep, had ze heel wat om over na te denken. Ergens benijdde ze Mirjam wel. Frank leek haar niet echt te missen. Hadden ze deze dag maar tijd gehad om echt met elkaar te praten, dan waren die romantische avond en nacht er misschien wel van gekomen. En dan zou hij een ring en een jurk voor haar hebben gekocht en haar meegenomen hebben naar dat feest en haar trots hebben voorgesteld als zijn verloofde...
Ze was de dag zo optimistisch en vastberaden begonnen, maar daarvan was nu niet veel meer over. Niets was volgens plan gegaan. Was Frank hier nu maar om haar in zijn armen te nemen en te zeggen dat alles goed zou komen, met hen en met Slot Duyvenstein.
Nadat ze onder de toegangspoort door was gelopen, bleef ze even staan om naar het bedrieglijk robuust uitziende huis te kijken. Van het behoud daarvan hing niet alleen haar eigen toekomst af, maar ook die van Rob en Marie Dirks, het echtpaar dat door haar grootvader in dienst was genomen en dat nu nog steeds voor het huis en de tuin zorgde.
‘Te oud,’ was het meedogenloze oordeel van Martin Govaert geweest. ‘Ik zet mijn eigen mensen er wel in.’
Echt niet! Hoe lamlendig ze zich op dat moment ook voelde, ze gaf de strijd nog lang niet op.
In de zomer werd Slot Duyvenstein op zaterdag opengesteld voor publiek. Marion Willems, de vrouw van de dominee, gaf dan rondleidingen langs de middeleeuwse ruïnes en door de onbewoonde delen van het huis.
Als zitkamer gebruikte Sofie de voormalige bibliotheek. In de jaren tachtig had haar grootvader al zijn boeken moeten verkopen en het meubilair was inmiddels een bij elkaar geraapt zootje, maar het uitzicht over de gazons en het meer was werkelijk schitterend.
Bij mooi weer serveerden Sofie en Marie thee met koek en andere lekkernijen op de binnenplaats en aangezien de weersvoorspellingen goed waren en ze wisten dat er in ieder geval een bus vol mensen zou komen, hadden ze de hele vrijdagavond staan bakken.
Toen ze zaterdagochtend ook nog de tafels en banken buiten hadden gezet, compleet met tafellakens en een vaasje bloemen, was Sofie redelijk tevreden. Niet dat ze nu zoveel verdienden aan wat ze serveerden, maar het was misschien wel een extra reden om Slot Duyvenstein te bezoeken.
De bus arriveerde zowaar een keer op tijd, de rondleidingen liepen gesmeerd en ook het terras was steeds goed bezet, mede dankzij het mooie weer. Hoewel het kasteel officieel om zes uur de poorten weer sloot, was het al een stuk later toen de laatste gast vertrok.
Zodra alles was opgeruimd, deed Sofie haar grote witte schort af, schopte haar schoenen uit en liep op blote voeten over het heerlijk koele gras naar het meer.
Verliep iedere dag dat ze open waren voor publiek maar zo gladjes, dacht ze, al vond Frank haar werk als ‘veredelde serveerster’ helemaal niets. ‘Wat zou je grootvader daarvan gezegd hebben?’ had hij gevraagd.
‘Helemaal niets,’ had Sofie bits geantwoord. ‘Hij zou onmiddellijk de handen uit de mouwen hebben gestoken!’
Eigenlijk zat het probleem trouwens niet bij Frank, maar bij zijn moeder, Brenda, moest ze toegeven. Een ongelooflijke snob, die het wel een pluspunt vond dat Sofie een landgoed als Slot Duyvenstein had geërfd, maar absoluut geen waardering kon opbrengen voor haar strijd voor het behoud daarvan. Voor haar hoorden er bij zo’n bezit gewoon een blik personeel en een kist met geld.
Sofie slaakte een zucht en werd zich er plotseling van bewust hoe plakkerig haar blouse aanvoelde. Het liefst was ze naar de steiger bij het botenhuis gelopen, om, ontdaan van haar bovenkleding, het water in te duiken.
Waarom had ze nu opeens het idee dat er iemand naar haar keek? Met een ruk draaide ze zich om, waarna ze opgelucht constateerde dat het alleen maar mevrouw Willems was, die grijnzend op haar af kwam lopen.
‘Wat een fantastische middag!’ Triomfantelijk rammelde ze met het geldkistje. ‘Geen kleine stoorzendertjes, en ik heb zowaar alle boekjes verkocht.’
‘Ik heb Mirjam al gevraagd of ze er weer wat bij wil maken,’ vertelde Sofie. ‘Volgende week zijn ze klaar.’
‘Overigens waren de mensen van die groep echt geïnteresseerd,’ merkte mevrouw Willems op. ‘Die waren niet zomaar in een bus gestapt, zoals je wel eens hebt. Ze stelden allerlei vragen, vooral een man. En die gaf aan het eind ook een royale fooi. Goed voor de inkomsten!’
‘Zoiets moet u zelf houden, hoor,’ zei Sofie. ‘Ik vind het al erg genoeg dat ik u niet kan betalen voor die geweldige rondleidingen die u geeft.’
‘Ik vind het heerlijk om te doen,’ verklaarde mevrouw Willems. ‘Bovendien ben ik dan tenminste de deur uit, terwijl Thijs aan zijn preek werkt,’ voegde ze er op samenzweerderige toon aan toe. ‘Die kan dan werkelijk niets hebben. Het is maar goed dat Em een vakantiebaantje heeft... en dat ze die kanjer met al hier niet heeft gezien,’ voegde ze er bedachtzaam aan toe. Die moet jou toch ook wel zijn opgevallen? Echt heel aantrekkelijk maar op een onconventionele manier. “Sexy,” zou Em zeggen. Hopelijk niet waar haar vader bij is! Die is die navelpiercing nog steeds niet helemaal te boven.’
Verbaasd staarde Sofie haar aan. ‘Volgens mij lag de gemiddelde leeftijd van die groep behoorlijk hoog; kanjers heb ik er beslist niet tussen gezien!’
‘Misschien heeft hij geen thee gedronken.’ Mevrouw Willems slaakte een zucht. ‘Echt jammer dat je hem hebt gemist. Hij had ook een verrukkelijk accent. Italiaans, geloof ik.’
Bijna liet Sofie het geldkistje vallen dat ze net had aangepakt. ‘Italiaans? Weet u dat zeker?’
‘Vrijwel zeker, ja.’ De vrouw van de dominee knikte. ‘Is er iets, liefje?’
‘Nee... nee, hoor. Het is gewoon nogal opvallend als hier een buitenlandse toerist komt. Dat is alles.’
Dat was echter nog lang niet alles, dat wist ze maar al te goed. Bij lange na niet...
Ze liepen terug naar de keuken, waar Sofie een verse pot thee zette. Onder het genot van de overgebleven cake en koekjes telden ze de opbrengst van de middag. Normaal gesproken was dat een heel gezellig moment, maar nu voelde ze zich nog steeds niet helemaal op haar gemak. Zou er dan toch iemand naar haar hebben staan kijken bij het meer? Goed dat ze niet was gaan zwemmen!
Natuurlijk liepen er wel meer Italiaanse toeristen in Nederland rond, maar na die ontmoeting met Luca Pesaresi bij Martinique geloofde ze niet meer zo in toeval. Hij was het geweest. Dat moest haast wel.
Zodra mevrouw Willems was vertrokken, rende Sofie naar de zaal waar het gastenboek lag. Lang hoefde ze niet te zoeken. De laatste handtekening van die dag was die van Luca Pesaresi, een stevige, arrogante krabbel over de halve bladzijde. Blijkbaar wilde hij er geen geheim van maken dat hij hier was geweest.
Ze wilde alleen dat ze dat eerder had geweten. Maar anderzijds had hij Slot Duyvenstein op een heel goede dag gezien, en hij had haar niet persoonlijk lastig gevallen. Misschien had hij eindelijk geaccepteerd dat ze niets van hem wilde, behalve dan een puur zakelijk contact.
Dat ze het vandaag erg druk hadden gehad en dat de gasten het duidelijk naar hun zin hadden gehad, zou bij een besluit alleen maar in haar voordeel kunnen werken.
Met een vastberaden knikje deed ze het boek dicht en zette koers naar haar eigen vertrekken. De volgende ochtend werd Sofie vroeg wakker, in het besef dat ze niet erg goed had geslapen. Soms zou ze willen dat ze alle zorgen en verantwoordelijkheden van zich af kon schudden, maar dat was nu eenmaal niet zo.
Zo te zien zou het, als de lichte mist eenmaal was opgetrokken, weer een fantastische dag worden. Sofie duwde het dekbed van zich af en zette haar voeten op de grond. Ze was niet van plan om daar ook maar een moment van te missen. Een mooie dag om Rob te helpen in zijn strijd tegen het immer oprukkende onkruid. Maar eerst zou ze naar het dorp fietsen om een krant te halen.
Toen ze de oprijlaan weer op kwam fietsen, stond Rob haar al op te wachten. ‘Oké, oké, slavendrijver,’ riep ze.
‘Mag ik niet eerst even een kop koffie?’
‘Ik zet uw fiets wel weg, mevrouw Sofie.’ Rob kwam op haar aflopen. ‘Marie kwam net zeggen dat u bezoek hebt. En dat kunt u beter niet laten wachten, vond ze.’
Plotseling werd Sofie zich bewust van het luide bonzen van haar hart. ‘Heeft Marie ook gezegd wie het was?’ vroeg ze hees.
Hij schudde zijn hoofd. ‘Alleen dat er iemand was.’
Natuurlijk wist ze wel wie het was. Het kon haast niemand anders zijn. Ze klemde haar lippen op elkaar. Zou ze Rob sturen met de boodschap dat ze nog niet terug was en dat hij niet wist hoelang ze zou wegblijven? Nee, dat was geen optie. Marie zou onmiddellijk een zoekactie op touw zetten, en bovendien zou haar bezoeker gaan vermoeden dat ze hem niet onder ogen durfde komen. Die lol gunde ze hem niet. Verrast, koel en beleefd. Zo zou ze hem tegemoet treden.
Natuurlijk kon het ook Frank zijn, die eerder uit ‘t Gooi was teruggekomen omdat hij haar miste, maar om de een of andere reden kon ze dat niet echt geloven.
Ergens hoopte ze ook maar dat hij het niet was, want ze wist dat hij haar niet graag zag zoals ze nu was gekleed: in een oude spijkerbroek en inmiddels klam poloshirt en met haar haar rommelig vastgezet met een grote speld.
Nou ja, wie het ook was, misschien kon ze toch maar beter eerst via de keuken naar boven glippen om haar gezicht en handen even te wassen.
Ja, hoor, die indringer zat uitgerekend in de keuken, vol overgave genietend van de goede zorgen van Marie, in de vorm van een sandwich en koffie.
Abrupt bleef Sofie staan. ‘Wat doet u hier?’ Ze hoorde zelf hoe agressief dat klonk en zag dat Marie afkeurend naar haar keek.
Luca Pesaresi kwam overeind. In zijn kaki broek en zwart shirt met korte mouwen had hij meer weg van een of andere zware jongen uit de achterbuurten van Palermo dan van een succesvol zakenman.
‘Zoals u ziet, signora, zit ik aan het ontbijt.’ Hij wierp Marie een glimlach toe. ‘Uw huishoudster is een engel, die met me te doen had.’
Sofie dwong zichzelf om op iets andere toon verder te gaan. ‘Het verbaast me dat u er nog bent, nadat u gisteren toch alles al hebt gezien wat u wilde zien.’ Ze streek een stoffige pluk haar uit haar gezicht. ‘Zo’n dorp is toch niets voor u?’
‘Ik was hier nog niet helemaal klaar,’ zei hij zacht. ‘Dus besloot ik in de Ibis te overnachten.’
Ze trok haar wenkbrauwen op. ‘En daar is geen ontbijt?’
‘Natuurlijk wel,’ zei hij. ‘Maar na het diner van gisteravond had ik er geen behoefte meer aan om me aan het ontbijt te wagen.’ Hij gebaarde naar zijn bord. ‘Hebt u er bezwaar tegen als ik verder eet?’
‘Koffie, Sofie?’ Marie zette een beker op tafel en bleef afwachtend staan, maar haar gezicht maakte wel duidelijk wat ze van Sofie’’s gastvrijheid dacht.
‘Alsjeblieft.’ Met een verzoenend glimlachje in Marie’s richting nam Sofie op de stoel tegenover hem plaats.
Ze was zich er maar al te zeer van bewust dat ze die ochtend geen beha had aangetrokken... en hij ook, waarschijnlijk. Haastig nam ze een slok koffie, en prompt brandde ze haar mond.
‘Zei u dat u hier nog niet klaar was?’ zei ze toen. ‘Dat heeft ongetwijfeld met het huis te maken?’
‘Ongetwijfeld,’ beaamde hij.
‘Iets waarmee ik kan helpen?’ wilde Sofie weten.
‘Bij de rondleiding waren de vertrekken die nu nog als woonruimte in gebruik zijn, niet inbegrepen.’ Luca Pesaresi zweeg even. ‘Zou ik die nu nog mogen zien?’
Sofie zette haar beker neer. ‘Is dat echt nodig?’
‘Ja,’ zei hij. ‘Anders had ik het niet gevraagd. Uw aanvraag geldt immers het hele gebouw? En in uw woongedeelte bevinden zich verschillende vertrekken van historisch belang, zoals de bibliotheek, de lange galerij en de praal slaapkamer.’ Onderzoekend keek hij haar aan. ‘Slaapt u daar nu wellicht? Hopelijk vindt u dat geen onbescheiden vraag.’
‘Mijn grootvader is de laatste die daar heeft geslapen,’ verklaarde Sofie koel. ‘En ik was niet van plan om die kamer open te stellen voor publiek.’
‘Dat terwijl een van jullie koningen in die kamer een romantisch rendez-vous heeft gehad? Willem I, toch?’
‘Willem II,’ verbeterde Sofie. ‘Hij zou hier de dochter des huizes hebben willen verleiden, die van het hof was gevlucht om aan hem te ontsnappen.’
Hij trok zijn wenkbrauwen op. ‘En... Is dat gelukt?’
‘Het is maar een legende. Ik geloof er geen woord van, ook al ben ik naar haar vernoemd,’ zei Sofie kortaf.
‘Wat jammer,’ mompelde hij.
‘Je grootvader zei altijd dat het echt was gebeurd,’ merkte Marie op.
‘Hij zei ook dat het spookte in die kamer,’ zei Sofie.
‘En u was bang ‘s ochtends wakker te worden naast een geest, als u daar ging slapen?’ Zijn ogen glinsterden.
‘Absoluut niet,’ ontkende ze. ‘Ik geef gewoon de voorkeur aan mijn eigen kamer.’
‘Tot u getrouwd bent,’ veronderstelde Luca Pesaresi.
‘Met een man van vlees en bloed naast u, mia bella, is er geen plaats meer voor geesten. Nou ja, geesten of niet, ik vind dat de praalslaapkamer toegankelijk moet zijn voor publiek. Mag ik de eerste bezoeker zijn?’
Sofie dronk haar koffie op. ‘Zoals u wilt, meneer.
Zullen we dan maar meteen gaan?’
‘Waarom niet?’ zei hij zacht.
O, dacht Sofie, terwijl ze de keuken uit liepen, ik kan wel een paar redenen bedenken! Te beginnen met het feit dat ze niet met hem alleen wilde zijn. Al wist ze eigenlijk niet wie ze nu het minst vertrouwde: hem of haarzelf ...